zaterdag 3 december 2016

Heerlijk!



    ‘O Irene, héérlijk!’ Hij neemt een tweede hap en knort er voldaan bij. 'Echt héérlijk!’ Hij geniet als zes varkens die in de modder rollen.
    ‘Nou even niet overdrijven zeg!’
    ‘Maar echt, dit is héérlijk!’, zegt ie met zijn mond vol.
    ‘Ja ja, dat zei je al.’
    ‘O, dit is echt héérlijk lekker.’ En propt een volgende flinke hap in zijn mond.
    ‘Nog één keer en ik geloof je voor geen spruit!
    ‘Nee, nee, ik meen het echt. Vertel, wat zit er allemaal in?’ Waarop ik hem de geheimen van een Allerhanderecept prijs geef.

Volgens mij heb ik onze tafelgast, ook wel vriend-aan-huis, in één maaltijd goed omschreven:  een smakelijk enthousiaste dankbare tafelgenieter. Eens in de zes weken komt hij met zijn vrolijke draai hier eten. Van te voren spreken we af wie er kookt.
    Meestal ben ik het, want het is onze huis, tuin en keuken. Toetje in dit alles is dat ik graag mijn gasten verwen, zeker deze vriend die behoorlijk vrijgezel(lig) is. Ik zie voor me hoe hij elke avond voor zichzelf kookt en hoe verwend het voelt als een ander voor je kookt. Héérlijk dus!

Soms klinkt echter:
    ‘Nu kook ik.’ Waarmee onze tafelgast kookgast wordt. Dan maakt hij onderweg naar ons een tussenstop bij de supermarkt. Ik weet dat hij dan inslaat wat Jamie, die van Oliver, hem via een recept door de strot dauwt. Met volle rugzak stapt hij de trein in, komt dichter en dichter bij ons om bij zijn stap over onze drempel met luide stem te roepen:
    ‘Bonjour!’
    ‘Bonsoir!’, klink ik terug en loop hem achterna, rechtstreeks onze keuken in. Daar kiept hij de inhoud van zijn rugzak op het aanrecht en roept Marcel erbij als koksmaatje. Al snel vliegen de basilicumblaadjes me om de oren, staat het vuur hoog en borrelt het één en ander op.
    Ik kijk vanaf de bank naar de meest perfecte ingrediënten voor een kookprogramma: twee mannen in de keuken. Mis ik alleen de schorten en blote billen.

    ‘Heb je een mixer?’ Twee paar ogen kijken naar mij. Van twee ogen snap ik dat die niet weten waar te zoeken, maar hé, mijn man weet toch wel waar die opgeborgen is?
    ‘Marcel, help die man even.’
    ‘Maar ik weet ook niet waar die ligt.’
    ‘In het meest rechter bovenkastje.’
    ‘Oh ja, daar!’, zegt Marcel nog. Waarop al snel het ratelende geluid van de mixer alle verdere woorden verklutst.
    ‘Heb je ook een staafmixer?’
    ‘Ja, die weet ik,’ klinkt Marcel triomfantelijk.
    ‘Dan mag jij dit even pureren.’
    ‘Marcel? Heb je dat vaker gedaan?’,  meng ik me er even in.
    ‘Nee, maar is dat erg?’
    ‘Nou, let dan wel op dat…’ een luide brom en zoemgeluid klinkt op. Marcel springt een hupje opzij om te wijken voor de spetters die opvliegen. ‘… diep genoeg in de kom gaat, want anders gebeurt dat dus. En wie mag het schoonmaken?’
    Les van de dag: staafmixer + Marcel = niet doen!

Wat ik nog niet vertelde, is dat onze kookgast en kookhulp een geweldig muzikaal team is. Het komt er bij het koken helemaal uit, want waar de één fluitend in de pan roert, snijdt de ander in een passend ritme de komkommer. Drie songs verder klinkt: “aan tafel” en genieten we van een gerecht met een symfonie aan smaken. Altijd héérlijk!

Laat het afgelopen week nou mijn beurt zijn geweest om te koken. En ik heb zijn ge-héérlijk nu wel gehoord. Nu eens gaan voor een anti-culinairhoogstandje. Iets dat zelfs hij niet zal lusten. Eens zien wat hij dan zegt.

Ik ben er al snel uit, we eten spruiten. Wie lust er nou spruiten? Ik en mijn huisvullers in ieder geval niet. Ik maak met deze ene maaltijd geen vrienden in huize van Valen, maar naar omi vluchten om lekkerder te eten bedenken ze niet. We willen met onze vriend aan tafel. Alleen even afwachten wat onze vriend gaat zeggen van een vies maaltje. Hoe opgewekt blijft hij als het eten niet te pruimen is?

Het koken was zo gedaan. Met een recepttip van mijn zwager ging ik aan de kook en kwakte spruiten, champignons, ui, knoflook en crème fraiche bij elkaar. Het zag er niet perse heel lekker uit, dus een foto ontbreekt. Sowieso haat ik foto’s van borden met eten op het internet. Maar eten zouden we!
    De kinderen moesten drie spruiten en vulden hun maag verder aan met salade en noodles.

Nu ik. Spruiten, ieuw. Maar ik ben een grote meid en tegelijk met mijn tafelgast zette ik mijn tanden in een hapje spruitenmengsel.
   ‘O Irene, héérlijk! Echt héérlijk! O, dit is echt héérlijk lekker. Nee, nee, ik meen het echt.’
   ‘Grrr...’