zondag 11 maart 2012

Snelheidsduiveltjes!

Terwijl ik wat zit te dagdromen, komt Benjamin de tuin in racen. Alsof de ijsberen die de hele winter hier om het hoekje stonden (voor de dagelijkse kop warme chocomel) hem op de hielen zitten. Hij remt zó hard, dat hij ternauwernood voorkomt met de deur in huis te vallen.

Nog voor ik goed en wel zeg:
    “Hé, jongen, fijn dat je thuis bent,” zet hij een ferme stap binnen, keert zijn koppie, kijkt op de klok en zegt:
    “Yes, record verbroken!” Hij loopt kalmpjes terug de tuin in en sluit de schuttingdeur, de achterdeur en vervolgens de tussendeur. Nu ik het zo schrijf, schrik ik van het aantal deuren dat gesloten moet worden voordat we kunnen zeggen: ik ben thuis!

Daar staat het jongske met verhit gezicht, stralend als de zon en onwijs vrolijk.
    “Welkom thuis jongen. Vertel eens: wat voor record?”
    “Die van zo snel mogelijk thuis komen!”, klinkt vol energie en enthousiasme.

Mijn hart maakt een sprongetje, want dat hij zo snel mogelijk thuis wil zijn zegt toch wat? Mag ik even mijn gevoelige moeder-ego strelen? Dit kind is graag thuis (zoals ook ons ander kind), maar een recordpoging? Daar heb ik hem never nooit over gehoord. Zo vervolgt hij:
    “De vorige keer deed ik het in zes minuten, nu in vier.”
    “Dat is zeker vlot! Ik ben er stil van.”

Ik zie voor me hoe meneertje-de-dromer (van wie zal hij ‘t hebben?) met zijn persoonlijke record in gedachten, zonder op-of-om kijken een kruising overvliegt. Ik zie de remsporen van een auto en de open botbreuk van zijn arm al voor me. Wat een ellende.
    Wat ook kan gebeuren is dat hij niet de brug over fietst, maar er onder belandt: PLONS in het water. Of dat hij de struiken in fietst en niet een ander, wat we eens eerder meemaakten. Auw, dat was huilen…

Het was in Frankrijk. Om één of andere reden worden wij daar vaak na gekeken. Werkelijk met open mond aangegaapt. Waarom? Geen idee. Het zal wel aan mij liggen. Alles is altijd mijn schuld!
    Ik kan je wel zeggen dat het héél onzeker maakt. Zo erg dat we gelijk even checken of  er soms iemand met een onderbroek op het hoofd rondloopt of met spinazie op de tanden voluit het Wilhelmus zingt. Niet dat we spinazie eten in Frankrijk eten.

Benjamin was nietsvermoedend aan het spelen op de camping, terwijl een kleine jongen aan kwam fietsen. Het onbekende kind merkt Benjamin op en fietst als gebiologeerd door mijn zoon verder. Hij blijft Benjamin aangapen en tegelijkertijd doorfietsen tot hij zichzelf wakker geschud en ontwaakt uit de betovering terugvindt in de heg. Hij was er maar zó in gereden om daarna in snelfietsvaart en onder oorverdovend gebrul naar zijn mama terug te gaan.

Ik heb Benjamin zelden zó hard de vouwwagen in zien rennen om met zijn gezicht in het kussen zijn hard gelach te smoren. We bescheurden het trouwens allemaal, we waren namelijk allemaal getuige. het lachen inhouden lukte gewoon niet. Het was zó hilarisch na al die keren dat we zonder schaamte aangestaard werden en dan gebeurde dit.

Zo is er ook een herinnering met een balletje, een volwassen kerel en een badmeester. Maar dat een andere keer, want Benjamin moet alweer naar school. Hij verheugt zich al op zijn etappe richting huis. Hij heeft een plannetje met zijn lego en geloof me, als hij iets in zijn kop heeft, zit het niet in zijn kont. Het zal hem weer doen crossen op huis aan.

Vol van rampscenario’s rest mij te zeggen:
    “Wil je jouw record alsjeblieft niet evenaren als het je leven kost?!”
    Ik verkies zijn smile; groots, zonnig, hartverwarmend, maar meer nog dat hij veilig thuis komt!